vrijdag 29 juni 2007

But not just


‘Dit is het net niet, of net wel, Sarah.’
‘Je bedoelt, het okselhaar.’
‘Ja, ook dat. De keurige afgeschorenheid en zo. Ik bedoel die houding van dat soort meisjes!’
‘Hoe oud ben ik, Ben?’
‘Vijf en vijftig.’
‘Weinig kans meer.’

Dronken


‘Wanneer je eenmaal dronken bent, sjaa...!’
‘Maar zo bezopen.’
‘Ik ben het met je eens, Sarah.’
‘In één bed, vanavond!’
‘Verschrikkelijk. Je hebt helemaal gelijk. Absoluut.’
‘Want wie wil er nou met een dronken vent in bed liggen?’
‘Niemand, daar heb je het grootste gelijk van de wereld.’
‘Maar je moet toch slapen.’
‘Yes.’
‘En niet bij mij.’
‘O?’
‘Niet bij mij.’
‘Maar waar dan?’
‘Dat zal ik je eens.’
‘Uitgebreid vertellen, ja.’
‘Lieverd. Een lieveling die zulke woorden gebruikt - kom, we gaan naar bed.’

Dame


‘Het is dus niet zo zeer de dame, Sarah.’
‘Ik probeer je te begrijpen, Ben.’
‘Maar het is wel een prachtige dame, dat moet je toegeven.’
‘All right, all right. Mooier dan ik ben?’
‘Ja! Nee! Natuurlijk niet. Een beetje mooier, vooruit. Als ik moest kiezen tussen zo iemand.’
‘Ik wil geen beledigende teksten horen.’
‘En jou, dan koos ik.’
‘Je bent een schat van een jongen.’
‘Je onderbreekt me steeds, Sarah. Maar dan koos ik, o schattebout...’

Genetisch materiaal

‘O ja. Heerlijke titel, Ben.’

Gelukkig worden

‘Dat geloof jij toch ook niet, Ben?’
‘Dat je alleen samen gelukkig kunt worden?’
‘Ja.’
‘Nee.’
‘Daar geloof ik ook niks van, nee. Neem nou BWV 140 van Bach, daar kan ik helemaal in m’n eentje gelukkig van worden.’
‘Als het...’
‘Als het een beetje goed uitgevoerd wordt, ja. Maar neem nu een schilderij van Magritte. Dat zie je en dan neemt je geluksgevoel ook toe. Eindelijk iemand die snapt hoe de wereld draait, denk je dan. Heerlijk.’
‘Maar dan ben je eigenlijk gelukkig samen met Magritte.’
‘Vooruit, ja. Laten we dat afspreken, Sarah. Jij wou nog een dingetje?’
‘Een Pernodje. Wel leuk dat onze gesprekken zo precies worden genoteerd.’

donderdag 28 juni 2007

Welk boek

‘Wanneer ben je jarig, Ben?’
‘De 24ste september.’
‘En wat had je gehad willen hebben?’
‘Een boek, graag.’
Welk boek?’
‘Een boek dat ik al jaren gehad zou willen hebben, is ‘La disparition’ van Georges Perec.’
‘Dat boek zonder die e’s?’
‘Ja.’
‘Getverdemme, Ben.’

Hecca


‘Ik weet niet waarom mensen zulke foto’s maken. Ik weet het echt niet, Sarah.’
‘Doe mij nog een Pernodje, beetje water erbij, en dan zal ik het je uitleggen, Ben.’
‘Eén Pernodje voor mevrouw.’
‘Dank je. Kijk, Ben. Zoals het Katholiek Dagblad, of weet ik hoe dat nieuwsorgaan heet, een sfeerfoto plaatste die enorm leek op deze foto, zo bestaat ook deze foto. Het is nu eenmaal zo, proost Ben, dat - ik zei: proost Ben.’
‘Proost Sarah.’
‘Dank je. Het is nu eenmaal zo dat je ook in een geciviliseerde maatschappij mensen hebt rondlopen die geloven in een god, een allah, een decca.’
‘Een hecca, bedoel je.’
‘Ja, whatever. En die mensen willen dat kenbaar maken, zo van onze Buddha of onze Jezus was een fantastische figuur.’
‘Dus dan huren ze een fotograaf in?’
‘Meer schuilt er niet achter, domme jongen.’

Dali of Magritte


‘Dit is geen Magritte, Ben.’
‘Te netjes geschilderd, bedoel je.’
‘Dat ook ja, maar als ik naar die kuit kijk en naar die enkel, moet ik aan Dali denken. Gek, want ik dacht dat ik al Dali’s werk wel kende. Dit kende ik niet.’
‘Ik kende dit schilderij ook niet. Ik heb het van een Griekse blog gehaald, ik weet niet meer hoe die heette. Maar je hebt gelijk. Er zit ook geen leuke bedoeling achter dit schilderij. Die zit er altijd wel achter een Magritte.’
‘Hoe heet dit schilderij?’
‘Dat weet ik ook al niet. Zoiets als Autosodomized Madonna.’
‘Dan is het een Dali, kan niet missen.’

Afstamming


‘Mij wordt wel eens gevraagd of jij joods bent, Sarah.’
‘Vragen ze dat vanwege mijn neus?’
‘Nou nee, dat geloof ik niet. Omdat je Sarah heet, denk ik.’
‘O ja. Ik dacht al.’
‘Als je iemand vanwege zijn neus moet afkeuren, keur je half Nederland af.’
‘Dat dacht ik ook, ja. Waarom vragen ze dat dan?’
‘Dat weet ik niet. Ik geloof onder meer omdat Egmonders eigenlijk racisten zijn.’
‘Meen je dat, Ben?’
‘Ja. De gelukkige uitzonderingen daargelaten natuurlijk.’
‘Want ik heb nooit iets racistisch gemerkt, hier.’
‘Dat komt omdat je met de uitzonderingen hebt kennis gemaakt.’
‘Maar ik ben niet joods, of eigenlijk wel. Mijn overgrootvader was een jood. Hij trouwde met een katholieke vrouw, wat heel ongewoon was toentertijd. Begin twintigste eeuw, Zaandam. Hun oudste zoon heette, net als zijn vader, Abram. Dat was dus een halve jood, die er overigens niets aan deed, aan het geloof of zo. Die Abram 2 kreeg maar één kind, met zijn vrouw die Anja heette, en dat was mijn moeder, die Ademin heette. Mientje werd ze genoemd. En Mientje kreeg je Sarah. Ook een enig kind, en dat enige kind zit nu voor je, Benneman.’

woensdag 27 juni 2007

Nooit meer!


‘Wil je dat gebaar nooit meer maken, Ben?’
‘Vooruit. Je hebt gelijk, Sarah.’

Zoveel bagger


‘Zoveel bagger, zoveel cliché’s, dan moet die kerk toch wel sterk zijn. Zei Gerard Reve.’
‘Ja, Gerard Reve. Zijn broer Karel was verstandiger.’
‘Waar heb je dit plaatje vandaan, Ben?’
‘Van een blog die ‘Vive Jezus’ heet, en die van een zuster van Franciscus van Sales is. Leve Jezus. Als hij al ooit geleefd heeft, dan leeft hij nu toch niet meer?’
‘Zijn gedachtegangen, die leven nog steeds bij veel mensen.’
‘O ja?’
‘Bij minister Rouvoet bijvoorbeeld.’
‘Kom.’
‘Nee, echt.’
‘Je maakt een grapje, Sarah.’
‘Nee, echt. Ik meen het.’
‘Ik had je echt serieuzer gedacht, Saar. Gedachten uit een tijd van schapen, kamelen en woestijnen die nu nog in Nederland leven? Minister Rouvoet! Dat is toch een uiterst ernstig persoon?’

Een kunstwerk van Michel-Jean Dupierris


Niet alle Amerikanen zijn gek, hoor!


dinsdag 26 juni 2007

Ruzie


‘Jij hebt een mailtje gestuurd naar Francisco van Jole.’
‘Ja. Omdat hij steeds maar terugkomt op zijn onmin met die lui van SteenGijl, ik bedoel Geenstijl.’
‘Maar dat is toch goed, Ben? Hij trekt bijvoorbeeld het succes van GeenStijl in twijfel, hij zegt erbij dat het een stel laffe verdraaiers zijn. Hij zegt allemaal ware dingen. Dat moet een journalist ook doen.’
‘Dat moet een journalist ook een keer doen, ja. Eén keer, twee keer, drie keer, en dan is het wel voldoende. Dan is het onderwerp afgehandeld.’
‘Je bedoelt: je moet een onderwerp dat eigenlijk geen onderwerp is, niet belangrijk gaan maken.’
‘Je haalt me de woorden uit de mond, Sarah. Je zou bijna denken dat GeenStijl invloedrijk is geworden - wat ze natuurlijk niet zijn, net zo min als de Tuf Tuf Club of de jongens van Geert Wilders invloedrijk zijn.’
‘Geen bericht, goed bericht. Dat is jouw boodschap dus.’
‘Nee, als dat soort jongens van de Telegraaf of van Elsevier - weet ik waar ze vandaan komen - rare dingen gaan doen, maak je daar een schamper bericht over. Je komt er een half jaar later nog eens op terug. Weer een jaar later som je alle mislukkingen van dat stel mislukkelingen nog eens op, en klaar is Kees.’
‘Maar als die lui nou dingen doen zoals vuile mails sturen.’
‘Wat is vuil, wat is vuil. Ze doen het ten eerste altijd anoniem, dus die mails schrap je doodgewoon. Als er wat serieuzere bedreigingen bij zitten, waarschuw je de politie. Dat doet hun voorman ook altijd.’
‘Geert?’
‘Ja. Die laat zich nota bene beschermen door beveiligers! Het zijn nu eenmaal nooit de dapperste mensen, Sarah.’

Intelligent ontwerp

‘Onze beste minister, Ben.’
‘Ongetwijfeld.’
‘Je wilt zeggen: laat het hem eerst maar eens waarmaken.’
‘Uiteraard. Maar ik ben het met je eens: hij is onze beste minister, en ik hoop dat hij later Balkenende opvolgt. Eerst moet hij de rotzooi in het onderwijs maar eens opruimen.’
‘Heb je zondag dat programma over hem gezien?’
‘Ja. Ik zat naast jou, lieverd.’
‘Oja. Weet je wat ik daarvan vond? Die Plasterk heeft de afgelopen tien jaar over minstens honderd onderwerpen geschreven. Maar dat programma was van de KRO, en dus gingen ze zaniken over dat intelligent design, waar hij inderdaad ook een keer of twee over geschreven heeft. Dat vond hij, terecht, onzin. In dat programma zat ook een ethicus of een andere christenhond, die vond dat Plasterks ministerschap om die reden precair was.’
‘Ja, dat heb je met zulke mensen. We moeten de kinderen niet alleen leren dat twee maal twee vier is, we moeten ze ook leren dat twee maal twee drie of vijf of honderd is.’
‘Of dat twee maal twee iets is. Iets tussen hemel en aarde.’
‘Ja. Een minister die daar een einde aan kan maken, is een groot minister.’

zondag 24 juni 2007

Treurigheid


‘Het Texaans-Duits sterft uit, Ben.’
‘Je zegt het alsof we moeten denken: wat moeten wij daarmee?’
‘Wat moeten wij daarmee?’
‘Nou, in elk geval moeten we geen actiegroep oprichten voor het behoud van het Texaans-Duits, dat lijkt me wel duidelijk. Geen actiegroepen, geen groepen die subsidie proberen los te weken. Los daarvan: ik ben wel benieuwd hoe dat Texaans-Duits klinkt. Het lijkt me een soort van Überdeutsch te zijn.’
‘Maar jij vindt dus niet...’
‘Nee. Het Derps staat ook op het punt van verdwijnen, de taal van Egmond aan Zee. De jongste spreker die ik ken, is van mijn leeftijd, dus over dertig jaar is het Derps verdwenen.’
‘Dat is toch jammer, Ben?’
‘Waarom? Over dertig jaar hebben die jonge gassies van nu wel weer een ander accent en andere, hoe moet ik het zeggen, taalmiddelen gekregen. Neem een woord als ‘computer’. Dat bestond niet in het Derps. Bestond ook niet in het Westfries of in het Nederlands. Vanochtend, onderweg naar de super, heb ik het driemaal gehoord, van drie zeer jonge kinderen.’
‘Maar neem nou ‘te waskip gaan’. Het is toch zonde als zo’n uitdrukking verdwijnt?’
‘Dat is inderdaad doodzonde. Dat soort uitdrukkingen moet dan ook bewaard blijven in oude woordenboeken en zo. Maar als de jongelui gewoon maar af en toe te waskip gaan, is er volgens mij nog weinig verloren.’
‘Heb jij het ooit gedaan, Ben?’
‘Te waskip?’
‘Hmm.’
‘Nee, helaas. Ik woonde in Limmen, en mijn familie woonde daar niet ver vandaan. Limmen, Heiloo, Bakkum (een prachtig dorp nog, toentertijd), Castricum. Ik geloof dat je pas echt te waskip kon gaan, als je familie had in bijvoorbeeld Nibbixwoud. Daar logeren, dat zou een feest geweest zijn.’
‘Dus dat te waskip gaan veronderstelde ook een zekere afstand.’
‘Ja. Wat vroeger een afstand was, natuurlijk.’
‘Stel dat je een tante in Parijs had gehad.’
‘Dan zouden we niet over te waskip gaan gesproken hebben, maar over logeren.’

zaterdag 23 juni 2007

Just moving around


‘Dat doe jij het liefst, is het niet, Ben?’
‘Gewoon rondkijken, ja.’
‘Je klikt eerst op 2525, dan op je Wandering Primate, dan op je Bieslog.’
‘En natuurlijk op Scientific News.’
‘Jaha. Maak dat me wijs. Maar dan klik je al gauw op Volgende Blog. Zeg me eens, waarom je dat nou doet.’
‘Ik wil mezelf verwennen, Sarah.’
‘Maar verreweg het meeste dat je tegenkomt, is pure rotzooi!’
‘Ja, maar heel soms, heel soms, is daar. Ik noem maar iets: Moon River. Prachtige blog. Of die blog van Michel-Jean Dupierris. Die vind je dan. Schitterend. Dus je klikt gewoon voorbij al die onzin uit Amerika en al die Hollywood-flauwekul en al die Finse gezinsdrama’s.’
Finse gezinsdrama’s. Maar het is leuk uitgelegd, Ben.’

Het moment


‘Wat is voor jou het moment waarop je denkt, ojee, Sarah?’
‘Het moment van depressief worden?’
‘Ja. Dat moment.’
‘Ik heb je al verteld over Cassius Clay die zich Muhammed Ali ging noemen. Dat zou je zo’n moment kunnen noemen. Daarvoor was ik een actieve meid, ik deed aan toneel, ik sportte wel niet, maar ik was zo actief als de pest. Ik werd ook gewaardeerd door de mensen. Ik was een grappige meid.’
‘Dat bent ge nog steeds, Sarah.’
‘Dankoewel, heer Ben. Ik weet nog dat ik pianoles had, met gewoon de dingen van Clementi en zo. Ik weet nog dat ik daar opeens geen zin meer in had, al vóór Cassius Clay.’
‘Je wilt zeggen, het moment kwam dus al eerder.’
‘Ja. Ik weet ook nog dat ik op de middelbare school voor Nederlands een opstel moest maken. Dat opstel maakte ik niet, het lukte me niet. Terwijl het me voordien steeds gelukt was. Ik weet ook nog wat de titel van mijn opstel moest zijn: Haar.’
‘En dat lukte niet???’
‘Nee. Doe maar een Pernodje, lieverd. Nee, dat lukte me gewoon niet. Ik zat te plussen en te minnen over een eerste zin, en ik kwam er niet uit. En ik had steeds gedacht: jij wordt nog eens een grote schrijfster, Sarah!’
‘Dus: enorme verwachtingen, en dan komt de breuk: nee, het is niets met mij.’
‘Ja. Enorme verwachtingen die ik zelf had opgebouwd.’
‘Je dacht, een WF Hermans...’
‘Nou, die niet. WF Hermans vind ik nog steeds een kei. Maar een Mulisch, die zou ik wel eventjes opvreten, ja. Dat vind ik nog steeds een waardeloze schrijver, op dat ene verhaal na, waarin die twee mensen in die auto voor die grens zitten te wachten. Prachtig verhaal.’
‘Maar hèt moment van de depressie?’
‘Sorry, lieverd.’

Beste schilderij


‘Dit vind jij dus het beste schilderij van de 20ste eeuw.’
‘Ja.’
‘Ik had eerder iets verwacht van tja, van Braque of Chagall of Picasso.’
‘Nee hoor, niets van die jongens. Zeker niet van Chagall.’
‘Leg het me dan eens uit.’
‘Zoals ik dit schilderij zie? Nou, neem de titel alleen al: ‘Valeurs personelles’. Persoonlijke waarden, kun je vertalen. Maar je kunt het ook vertalen als: dingen die voor mij belangrijk zijn. En wat is voor Magritte belangrijk: ’s ochtends opstaan, wassen, tanden poetsen, scheren, haren kammen, een lekkere pijp opsteken en een lekker glas wijn. En natuurlijk moet het een beetje mooi weer zijn.’
‘Zou het zo simpel zijn, Ben?’
‘Zo simpel zie ik het. Dus hij heeft die kam, die lucifer en dat stuk zeep vergroot. Klaar is Kees. Als hij nou een vervelende Nederlandse schilder was geweest, had hij dit schilderij ‘De ochtenden’ kunnen noemen.’
‘Je bedoelt te zeggen dat je ‘De avonden’ niet zo goed vindt?’
‘Een hogelijk overschat boek, ja. Magritte stelde op het eind van zijn leven ook zijn hoed tentoon, met een plakkaat ‘Usage externe’. Voor uitwendig gebruik. Dat was het eerste dat ik zag van Magritte. Daar moest ik ongelooflijk om lachen. Toen ben ik zijn schilderijen gaan opzoeken, en later ook schilderijen van Max Ernst, De Chirico, Dali, noem maar op. Dali viel al snel af, moet ik zeggen. Maar Magritte is de schilder van de 20ste eeuw.’

vrijdag 22 juni 2007

Reizen


‘Dus dat heeft je nooit aangetrokken, Ben?’
‘Nee. Ik moet er niet aan denken. Reizen door Thailand, Vietnam, Maleisië, Australië, noem maar op. Of wat las ik laatst, reizen door de Andes. Bah.’
‘Jij vindt elke vorm van reizen tegennatuurlijk.’
‘Ja, eigenlijk wel. Een mens moet ongeveer blijven op de plaats waar hij geboren is, vind ik. Als je dus gaat emigreren naar zeg Denemarken of Portugal, dan moet je wel zeker weten of je rotzooi daar gewenst is. De rotzooi die je automatisch meeneemt daar naartoe.’
‘Dat is emigreren. Maar een wereldreis.’
‘Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor. Stel, je gaat eerst naar Brazilië. Dan vind ik dat je Portugees geleerd moet hebben, anders versta je niemand. Heb je die taal eenmaal geleerd, dan wil je ook minstens twee jaar in Brazilië blijven. Daarna komt bijvoorbeeld Argentinië. Daar spreken de mensen Spaans. Moet je ook leren. Dan steek je over naar Fiji, ik weet niet wat de mensen daar spreken.’
‘Jij wilt je eigenlijk thuis voelen, waar je ook bent.’
‘Ja.’
‘Ook op vakantie in Bangkok, bijvoorbeeld.’
Ik op vakantie in Bangkok? Waar houd je me voor, Sarah?’
‘Of Sidney.’
Sidney?’
‘Ik hoor het al, een wereldreis zit er niet in.’
‘Nee, dat zit er niet in. Het spijt me. Het enige wat ik wel had willen meemaken - maar dat is nu natuurlijk niet mogelijk meer, met mijn etalagebenen - is een wetenschappelijke trip door de moerassen van zeg Florida, samen met een lepidopteroloog van het soort Nabokov.’
‘Als leerling.’
‘Als leerling, ja. Elke reiziger is een leerling. Als je naar Stavanger reist, dan zijn de mensen van Stavanger je leraren. Dan moet je dus Noors kunnen spreken.’
‘Je hebt gewoon heimwee, Ben. Geef het maar toe.’
‘Daar heb ik ook last van, ja. Toen ik twintig was, ging ik eens naar de stad Groningen. Een spannende stad, had ik vernomen of gelezen. Ik was daar twee dagen, en toen moest ik weer terug naar Noord-Holland. Een ander mens zou daar twee weken gebleven zijn. Ik vond ook zelf dat ik er veel langer zou moeten blijven, maar ik vertrok na een paar dagen, en ik was zielsgelukkig toen ik weer thuis was.’
‘Maar als je nu wat schrijft.’
‘Ik schrijf uitsluitend over Egmond, Alkmaar, Limmen.’
‘Maar een personage reist bijvoorbeeld per trein naar Brussel.’
‘Dat doet een personage niet bij mij, maar als hij dat doet, dan verzin ik eenvoudig alles. Dat personage, dat natuurlijk ook verzonnen is, reist per trein naar Brussel. Dat doe je in twee zinnen. Aankomst in Brussel, daarvoor kijk ik op het internet. Ook een paar zinnen. Dan gaat hij als de wiedeweerga natuurlijk terug, want wat heeft hij in Brussel te zoeken? Niets.’

donderdag 21 juni 2007

Hollywood


‘Dat heb ik nooit begrepen, Ben.’
‘Waarom alle vrouwen alles maar afscheren, bedoel je?’
‘Ja.’
‘Daar begrijp ik ook niets van. Het zal komen door de foto’s van Amerikaanse filmsterren, denk ik. Daar willen Marie, Gerrie en Johanna op lijken.’
‘Zou het zo simpel zijn?’
‘Ik denk het wel. Ze scheren hun schaamhaar, want dan lijken ze op Joanne, ik weet niet hoe ze heet. Die pornoster.’
‘Zo van: hier is mijn kut. Profiteer er maar van?’
‘Inderdaad. Het verval der zeden.’
‘Wat heerlijk, Ben. Nog één Pernodje, en dan beloof ik je dat ik mijn okselhaar nooit zal afscheren en mijn schaamhaar hoogstens zal bijpunten.’
‘Eén Pernodje voor mevrouw.’

Sirenes


‘Het is net alsof wij dat zijn, vind je ook niet, Ben?’
‘Jij links, ik rechts.’
‘Ja. Wij staan er goed voor. Geen revolutie zal ons breken, en dat idee heb ik ook echt.’
‘Meen je dat echt, Sarah?’
‘Ja. Ik trek nu mijn shirt uit. En vervolgens mijn...’
‘Ik heb het begrepen, Sarah! Wat had je gehad willen hebben?’
‘Een Pernodje. Beetje water erbij.’

Boeken


‘Waarom heb je nou deze foto hierboven gezet, Sarah?’
‘Omdat Marilyn Monroe een icoon is van de moderne maatschappij. Bij wijze, Ben, van spreken. Ik wou gewoon een mooie foto.’
‘Vooruit. Ik ben vanmiddag naar het boekenstalletje op de markt geweest, en daar heb ik voor iets van 12 euro een paar mooie boeken gekocht.’
‘Zeg op.’
‘Ten eerste ‘De vervalsers’ van Theo Kars.’
‘O ja, dat heb ik gelezen, een jaar of dertig geleden. In het eerste hoofdstuk vertelt hij al wat hij gaat doen, en het boek gaat erover wat hij gaat doen.’
‘Ja, dat is dezelfde truc die Nabokov uithaalde in ‘Laughter in the dark’. Nabokov vertelde al in zijn eerste alinea wat er zou gaan gebeuren in dat boek. En verder een jongensboek van Hemingway en een jongensboek van Jules Verne, een boek van Margaret Atwood, ‘The robber bride’ of zoiets, twee boeken van Anita Brookner...’
‘De dames zijn dus goed vertegenwoordigd.’
‘Ja, deze keer wel. Meestal is er geen dame bij, moet ik toegeven. En verder een romannetje van Fjodor Dostojevski, ‘Oom Jegor’. Ik vind Dostojevski een afschuwelijke schrijver, maar je weet het niet. Zo’n vroege roman is misschien wel iets. Ik snap nog steeds niets van die foto, Sarah.’
‘Die foto drukt het moderne levensgevoel uit, Ben.’
‘Het moderne wat, Sarah?’

Processierupsen


‘Nu zijn het weer die vale gieren, Ben.’
‘Ja. Vorig jaar waren het de processierupsen.’
‘Dat was eervorig jaar. Vorig jaar was er iets in Drenthe, ik weet niet meer wat dat was.’
‘En het jaar daarvoor was er een slang ontsnapt. Grote paniek natuurlijk.’
‘Ik dacht nog: met Bokito hebben we dat soort nieuws wel gehad. Maar nee hoor. Vale gieren.’
‘Het journaal had van de week nog iets: een koe in een zwembad. Die koe moest er natuurlijk met vereende krachten uit gehaald worden. Water er eerst uit. Touwen. Camera erbij.’
‘En een geil glimlachende Journaal-presentator. Wat is je voorspelling voor volgend jaar, Ben?’
‘Ik zit in de richting van een paard te denken, Sarah.’
‘Paarden hebben we al gehad, met die storm in Friesland. Weet je nog?’
‘Da’s waar ook. Paarden dus niet. Ik dacht dan: een adelaar, die op een nacht een kalf aanvalt. Interview met een boer, die zegt: ‘Waarom mogen wij zo’n roofdier niet afschieten?’ Zoiets zou het kunnen worden.’
‘Ik denk dat het nog een stuk idioter gaat worden. Een boer, of nee een boswachter heeft een groot beest gezien en ook wazig gefotografeerd: een ongeveer drie meter lang, anderhalve meter hoog dier, dat lijkt op een grizzlybeer, maar met een vossenkop. En daar wil hij voor waarschuwen.’
‘Dat lijkt een beetje op die kat die ze vorig jaar op de Veluwe achterna gingen.’
‘Dat is waar, ja. Laten we het houden op jouw adelaar dan, die ook hondsdolheid verspreidt.’
‘Hondsdolheid, dat is een mooie, Sarah.’

woensdag 20 juni 2007

Just a question

‘Mr Bush, is there any member of your family active in Iraq?’
‘I would say that I am active!’
‘I meant, in the front line.’
‘Oh yeah. Uh... But the same goes for your Mr Balkenende.’
‘Indeed. Thank you, Mr President.’

Twee vijanden


Daar hoeven we toch weinig woorden meer aan vuil te maken, vindt u ook niet? (Maar als ik moest kiezen, dan koos ik onvoorwaardelijk voor die smeerlap links.)

Sarah ook


Ik wil niet met mijn gezicht in het openbaar. Dit is mooi genoeg. Nee, stoppen met fotograferen, Ben!
Sarah Harder

dinsdag 19 juni 2007

Op veelvuldig verzoek


Verschillende mensen hebben me verzocht, mijn foto eens vergroot te plaatsen. Dat doe ik graag, vanzelfsprekend. Zoals u kunt zien heb ik een varkensachtige glimlach en een volstrekt regelmatig gebit. Een geheel oprechte uitstraling!

Adviseur


‘Môgge, Geert.’
‘Daj.’
‘Waar zijn je beveiligingsmensen?’
‘Die hebben een vrije daj.’
‘Je kunt hier wel normaal praten, Geert.’
‘O ja. Sorry, ouwe jongen. Jij wou eens praten over de nieuwe campagne, zei je?’
‘Ja. Het thema wordt: dring de criminaliteit terug! Daar heb ik mijn gedachten eens over laten gaan en...’
‘Hou het kort, ik moet nog naar de kapper straks.’
‘Oké. En daar heb ik ook iets over gelezen. Ten eerste: schaf de gevangenissen af.’
‘Dat lijkt me niet de manier om...’
‘Je moet me niet steeds in de rede vallen, Geert. In de plaats van de gevangenissen komen: a) de lijfstraf, en b) de doodstraf.’
‘Wat voor soort lijfstraf had je gedacht?’
‘Het afhakken van je rechterhand bijvoorbeeld. Ik dacht niet aan geselingen of steniging. Nee, een chirurgische ingreep. Heb je bijvoorbeeld een tasje gepakt van een oude dame, en word jij vervolgens door de politie gepakt, dan kost het je je hand. Inbraak: kost een hand. Tweede inbraak: doodstraf.’
‘En moord c.q. doodslag?’
‘Dat gaat moord of doodslag heten. Doodstraf.’
‘En ontvoeringen, gijzelingen, verkrachting, noem maar op? Allemaal doodstraf?’
‘Allemaal doodstraf.’
‘En bedreigingen?’
‘Hand eraf.’
‘En islamitische hangjongeren?’
‘Die geef je desnoods een tweede kans: als wij jou nog een keer tegenkomen, dan gaat je hand er af.’
‘Simpel maar rechtvaardig. Ik ga nu naar de kapper. Werk dit nog even uit, wil je?’
‘Doe ik. De mensen weten toch wel welke kapper je bezoekt, hè?’
‘Uiteraard.’

Twee velden


‘Wij zullen altijd wel afgescheiden persoonlijkheden blijven, Ben.’
‘Ja. Van elkaar vervreemd enzovoorts.’
‘Hoe komt dat, denk je?’
‘Simpel, Sarah. Ik heb bijvoorbeeld een leraar Nederlands gehad op de middelbare school die me een keer vertelde hoe je een kreeft moest bereiden.’
‘Inclusief het uit elkaar halen van een kreeft?’
‘Ja.’
‘Dus dáárom wist je hoe het moest!’
‘Ja.’
‘Ik wou dat ik zo’n leraar had gehad.’
‘Precies.’

maandag 18 juni 2007

Pilnjak


Ik moest vanmiddag even in Alkmaar zijn (ik moest naar mijn bank, om enveloppen te halen voor mijn acceptgiro’s) en als ik in Alkmaar ben, glip ik altijd even een winkel met tweedehands boeken binnen.
Hier zij overigens opgemerkt dat het leven in een Nederlandse stad, ook in Alkmaar, mij zeer ongezond voorkomt. Wat een auto’s! Wat een stank. Wat een herrie. Je kunt veel beter in Egmond aan Zee wonen. Ook hier heb je wel autoverkeer, maar het is nog niet 1% van het autoverkeer in Alkmaar. Gevolg daarvan is onder meer een vriendelijker omgang met de medemens, met veel ‘hallo’, ‘goeiemiddag’ en het opsteken van handen. Je kunt elkaar hier nog verstaan. Als je in Alkmaar een bekende tegenkomt, en die bekende staat op 20 meter afstand van je, moet je schreeuwen.
Je weet nooit wat je zult vinden in die boekenwinkels. Ik vond ‘Roodhout’ van Boris Pilnjak. Pilnjak is een van de vele schrijvers die onder Stalin zijn vermoord (andere zijn Babel, Mandelstam en ach, zo vele). ‘Roodhout’ is een in 1974 vertaald boek van drie verhalen uit de jaren twintig. Ik moet mij al sterk vergissen of het stond ook op de boekenlijst van Vladimir Nabokov, de grootste Russische schrijver, die in 1919 zijn vaderland verliet.

zondag 17 juni 2007

Ampersand


‘Wat een kunstenaar, Ben.’
‘Ja. Wat een kunstenaar. Hij lijkt gewoon rond te kijken en te fotograferen wat hem opvalt.’
‘Hoe heet hij ook alweer?’
‘Michel-Jean Dupierris. Ik dacht dat hij een Parijzenaar was.’
‘Wat een kunstenaar.’
‘Ja, ik vind bijna al zijn foto’s fantastisch. Ik heb er maar één woord voor: grandioos!’
‘Je hebt zijn website toch wel ergens staan, hoop ik?’
‘Natuurlijk. In mijn ‘bookmarks’, daar staat hij net onder, dat weet ik niet meer.’
‘Want dit is echt een kunstenaar die je wilt volgen. Open de drankkast, Ben!’
‘Dat zou ik ook zeggen, Sarah.’

Geweldige fotograaf ontdekt!








Dit zijn foto’s van Michel-Jean Dupierris, volgens mij een groot kunstenaar. U kunt meer van zulke fantastische foto’s zien op http://dupierris.blogspot.com/. Ik heb hier zomaar vier foto’s uitgekozen, maar hij heeft er honderden gemaakt in Brussel, Lyon, Parijs, Londen. Hij heeft een scherp oog, en gelukkig ook een camera.
Mijn vraag aan hem in een email was: noem mij de naam van de galerie of van het museum waar die foto’s te zien zijn! Ik ben zelden zo enthousiast geweest.



zaterdag 16 juni 2007

Carlus Lisboa!


Carlus Lisboa is de maker van dit kunstwerk. Ik vond het gisteravond op zijn blog http://carluslisboa.blogspot.com/, waarop nog meer aardige dingen te zien zijn.

vrijdag 15 juni 2007

Wetenschap en poëzie


‘Deze foto komt van Flickr, en ik kijk dan altijd even naar de commentaren op zo’n foto. Daar kun je veel van leren. Zo was er een mevrouw uit, meen ik, Maleisië die schreef: Birth!!!’
‘Terwijl jij graag een meer wetenschappelijk commentaar had gelezen.’
‘Ja. Of een poëtisch commentaar. Of een fotocommentaar. Je had bijvoorbeeld die foto van die ingang van die grot kunnen insturen.’
‘Jij hebt iets tegen dit soort foto’s, Ben.’
‘Niet tegen dit soort foto’s an sich, ik heb iets tegen het idee dat erachter steekt. Colaflesjes die op dames lijken.’
‘Ben je daar nog steeds boos over?’
‘Boos niet, maar het geeft stof tot schrijven. Stel dat men in de jaren twintig van de vorige eeuw die flesjes met die smerige viezigheid had laten vibreren. Dan zou zo’n colaflesje ook hebben gevibreerd. Dan zou het geen dame meer zijn, maar een vibrator. Maar nee, zeggen de heren reclamemakers, het is een dame.’
‘Waarmee ze de helft van de wereldbevolking al vergeten. Waarom zou een dame zo’n dame nou aantrekkelijk vinden?’
‘Dat is een gedachte die nog niet bij mij opgekomen was. Maar je hebt wel gelijk.’
‘En waarom die mevrouw uit Maleisië nou ‘Geboorte!!!’ roept bij die foto, da’s mij ook een raadsel.’
‘Dat komt door het Vertraagde Inzicht, Sarah.’
‘Leg uit.’
‘Als je nu een schijnwetenschap hebt, bijvoorbeeld met die fractals en met dat roeren in je kopje koffie en zo. Ik weet niet hoe ze die wetenschap noemen. Dan duurt het een jaar of 25 voordat een mevrouw uit Bolivia of Noorwegen dat oppakt en bij een foto ‘Fractals!!!’ schrijft. Zo is dat hetzelfde met die geboorte. Die mevrouw heeft, net als de fotograaf trouwens, wel eens gehoord van Freud.’
‘En dat vind jij ook schijnwetenschap.’
‘Ja. Freud was een oplichter. Maar ze heeft wel eens gehoord van Freud, met zijn fallische onzin enzovoorts, zijn droomuitleggerij en ga maar door. En dus denkt ze: Birth!!! bij een eenvoudige foto van een stuk boomschors. Maar het erge is bovendien: ze denkt ook nog dat ze origineel is met die opmerking!’
‘Dus ze maakte dezelfde fout als Francisco met die colaflesjes.’
‘Ongeveer ja. Die nam dat ook zomaar voor waar aan. Onbegrijpelijk.’
‘Toch is het wel een leuke foto, vind ik.’
‘O zeker. We kunnen ook een foto maken van twee aardbeziën die tegen elkaar aan liggen. Dan maken we daar een innig verhaal bij.’
‘Zoete liefde, noem je dat verhaal dan.’
‘Bijvoorbeeld. Het mooist zijn de foto’s die nèt even iets meer vertellen. Zoals die foto die boven dat stukje over Judas Priest stond.’

Nog zo een


‘Wat is dit?’
‘Het lijkt je achterwerk wel.’
‘Inderdaad. Maar het is de ingang van een grot.’

Freudiaanse misvatting




Dit zijn twee plaatjes. Het ene is een dame. Het andere is een peer. Het hadden ook twee andere plaatjes kunnen zijn. Een penis en een tafelpoot bijvoorbeeld.
Het ene plaatje heeft niets, maar dan ook niets met het andere plaatje van doen. Je kunt wel zeggen dat die dame peervormig is, of die peer damesachtig. Maar meer kun je er niet over zeggen.

In elkaars armen


‘We moeten maar gaan slapen, Ben.’
‘Ja, Sarah. Zoals alle dieren.’
‘Wat leuk trouwens, vind je ook niet? Dat wij elkaar gevonden hebben.’
‘Doe je hand even weg daar, dat zit ongemakkelijk.’
‘O ja, sorry.’
‘Je hand daar, ja. Comfortabel.’
‘Maar dat we elkaar gevonden hebben. Twee depressievelingen.’
‘Je bedoelt, de scène in het duin?’
‘Bijvoorbeeld. Gijs die aan je broekspijpen hing. Een prachtig begin van deze prachtige relatie.’
‘Ja. Het leek wel of Gijs het rook, vind je ook niet? Of hij wilde zeggen: nu heb ik beet, baasje!’
‘Lieve hond. Ooh ja! Doe mij nog één Pernodje. Met een beetje water erin. Dank je wel. Je bent een keurige kastelein.’
‘Kastelein schenkt nog een glaasje rum in voor zichzelf.’
‘Dat moet mogen.’
‘Ik zit wel eens te denken: stel dat jij nou eens een depressieve Palestijnse was.’
‘En jij een depressieve jood?’
‘Bijvoorbeeld.’
‘Met een taalbarrière erbij, bedoel je.’
‘Ja. Nou ja, dat is eigenlijk ook geen probleem. Dan leer ik Palestijns of Arabisch of weet ik wat je spreekt. We beginnen wel dronkemanstaal voort te brengen, vind je ook niet?’
‘Ja, Ben. Glaasje op, en dan naar bed.’

Flesje cola


‘Volgens Francisco van Jole lijken deze flesjes op dames, Sarah.’
‘Op wat, Ben?’
‘Op dames. En omdat ze op dames lijken, is Coca Cola zo’n enorm succes geworden.’
‘En gij geleuf dat!?’
‘Natuurlijk niet, ben je gek. Coca Cola is indertijd groot geworden omdat ze een nieuwe smaak gevonden hadden. En ze zijn groot gebleven omdat ze een enorm kapitaal aan reclame hebben besteed. De echte groei is er overigens al een jaar of dertig uit. Maar dan zeggen de reclamejongens: de naamsbekendheid groeit nog steeds. Ja, dat zou ik ook zeggen als ik mijn geld op zo’n ongelukkige manier moest verdienen.’
‘Dus je wilt zeggen: Francisco zat er deze keer naast.’
‘Ja. Het ging erover dat we overal en de hele dag met sex te maken hadden.’
‘Waar dan, Ben? Wanneer?’
‘Dat weet ik ook niet precies, maar de wereld gaat aan de sex tenonder.’
‘Hoera toch?’
‘Inderdaad. Maar wat me tegenviel in zijn uitzending: hij noemde niet één keer de naam Freud, die toch verantwoordelijk genoemd kan worden voor alle heisa. Hij noemde terecht wel de katholieken, de moslims. Maar niet één keer Freud.’
‘Freud is voor de wat serieuzere mensen wat voor de minder serieuzen het geloof is, bedoel je.’
‘Ongeveer ja. En dat programma wordt echt niet door katholieken of moslims bekeken. Zo had je vroeger interessante programma’s van Wim Kayzer op de VPRO. Die had bij wijze van spreken een Engelse bioloog of filosoof die dan het universum kwam uitleggen. En die legde dat op een prachtige manier uit. Naar dat programma keken dan 200.000 Nederlanders.’
‘Zo weinig?’
‘Nou ja, ik noem maar een getal. Je moet eigenlijk een programma maken, dat je vervolgens op alle scholen kunt laten zien. Ook op scholen met den bijbel, ook op islamitische scholen. We hebben toch een minister Plasterk, bioloog, die daarvoor kan zorgen?’
‘Je bedoelt, zo’n programma over sex van Francisco - wat een prachtige voornaam trouwens - zou daarvoor geschikt moeten zijn.’
‘Ja, maar dan moet hij niet aankomen met die onzin over die colaflesjes.’

donderdag 14 juni 2007

Het roer om


Ik ken geen mooier gebouw dan de Prins Hendrik Stichting, alhier. Het heeft een koloniale uitstraling. Het heeft iets weg van het paleis van de resident te Batavia of Djokjakarta. Het is, meen ik, in de jaren dertig gebouwd, in de jaren dus dat je van een architect nog iets kon verwachten. Het is een bejaardenhuis. Ik moet er eens in de drie vier weken heen voor een bloedprik van de trombosedienst, en eens in de zoveel maanden kies ik er mijn volksvertegenwoordigers.
Gisterochtend was ik er nog voor een bloedprik, en toen dacht ik: ik moet toch eens naar ‘Het roer om’ gaan. ‘Het roer om’ is een café, recht tegenover de ingang van de Prins Hendrik. Dat café heette vroeger ‘Het witte huis’ en werd bekasteleind door Hans Klaver, een aardige man. Ik kwam er vaak.
Ik gisteravond om een uur of tien dus naar ‘Het roer om’. Ik bestel een bacootje, waar de kastelein (ik hoorde van omstanders al snel dat hij Goof heette, of er in ieder geval geen bezwaar tegen had als je hem Goof noemde) met onbekrompen maat rum in deed. ‘Jij komt vast in de hemel,’ dacht ik, toen hij het glaasje rum voor me neerzette.
Ik keek eens om me heen en herkende niets meer van de gammelheid en het niet te stuiten verval dat ‘Het witte huis’ kenmerkte. Ik zag zelfs een computer staan, waarover Goof overigens opmerkte dat het een onding was, hoogstens goed voor een toerist die dan kon schrijven naar huis waar of dat hij was.
‘Ik zit bijna de hele dag aan de computer,’ zei ik.
‘O ja? En wat doe je dan?’
‘Dingen opzoeken. Dingen lezen. En ik schrijf in mijn blog.’
Een groepje van drie dames van mijn leeftijd, maar dan een jaar of tien jonger, was geïnteresseerd. ‘En hoe heet je blog dan?’ vroeg een van de drie.
‘Ben liegt nooit,’ zei ik.
Dat gaan we eens opzoeken!’
Na twee minuten kwamen ze terug aan de bar. ‘Die blog is wel goed, maar je moet een andere portretfoto nemen. In het echt ben je veel knapper.’ Dan hoort u het eens van een ander, wil ik maar zeggen.

woensdag 13 juni 2007

Gesprek over de zon


‘Dat was een mooi programma, niet?’
‘Ja. Death of the sun. Waar was het op?’
‘National Geographic. Het mooist vond ik het eerste kwartier. Daarna gingen ze teveel door met trivialiteiten, vond ik. Die zonnestormen en zo. Dat materiaal van de zon ophalen, waarbij natuurlijk het neerkomen op de aarde weer mis ging. Als ze nou twee helicopters in plaats van die ene hadden gebruikt, was alles goed gekomen. Maar dat is de NASA.’
‘In het eerste kwartier ging het erover dat de zon 4,6 miljard jaar geleden werd ‘geboren’. Wat vond je daar zo interessant aan, Ben?’
‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, Saar.’
‘Probeer het eens.’
‘Hoe die zon ontstond, zoals overal elders in het universum andere zonnen ontstonden en ontstaan, dat zou eigenlijk een vast onderdeel in het lager onderwijs moeten zijn. Om de kinderen ervan te doordringen dat een geloof in een God of welk ander oppermachtig wezen, onzinnig is. En dat het veel interessanter, en ook veel mooier, is voor die kinderen, om later in de wetenschap te duiken.’
‘Je klinkt als minister Plasterk.’
‘Dat hoop ik dan maar, Sarah.’

dinsdag 12 juni 2007

Slapen


Geenstijl


‘Ik lees in Francisco’s ‘2525’ wat er allemaal mis is met Geenstijl.com.’
‘Moeten we het daar nu over hebben, Ben? Ik dacht dat je ‘Strong opinions’ aan het lezen was.’
‘Aan het herlezen, ja. Dat ook. Waar Francisco vooral kritiek op heeft, lijkt me: als je een mening geeft, zet je naam er dan onder.’
‘Dat is wel het meest logische, ja.’
‘En dat doen die lui van Geenstijl niet. Die schelden of smeken, en dan zet er iemand Ronald of Peter onder. Je kunt het afdoen met: zo zijn nu eenmaal de manieren van de Telegraaf-lezers.’
‘Daar denk jij vast anders over, is het niet, Ben?’
‘Inderdaad. Anonieme beledigingen beschouw ik als niet gedaan. Die schrap ik meteen.’
‘Goede oplossing.’
‘Men mag me overigens wel beledigen, hoor. Als er maar een adres bij staat.’
‘Dat durft natuurlijk niemand.’
‘Nee, dat durft niemand. Niet uit dat rechtse, kleinburgerlijke kamp tenminste. Je moet dan direct terugslaan, is mijn mening.’
‘Hoe, Ben?’
‘Je weet dat ik in de slaapkamer een ‘tamelijk scherp voorwerp’ heb liggen. Dat heb ik om jou te beschermen, maar dat ligt al jaren op dezelfde plaats. Al sinds in 1982 twee jongens probeerden in te breken. Ik woonde toen nog in Alkmaar. Ik heb virtueel dezelfde maatregelen klaarstaan.’
‘Waarom heb je die foto boven ons praatje staan?’
‘O, dat leek me typisch een Geenstijl-foto, Sarah.’

maandag 11 juni 2007

Koken met Sarah


Dit wordt een Indonesisch (?) rundvleesgerecht. Hoe de rijst moet, weten we allemaal wel. Hoe de bonen moeten, de bonen komen straks. Koop 500 gr runderlappen (voor 2 personen). Knip het vlees in repen. Je kunt het vlees ook snijden, maar ik pak altijd de schaar. Zout het vlees niet in. Braad het vlees in 2 eetlepels wokolie aan. Dat duurt een minuut of vijf. Ja, u moet wokolie hebben, mevrouw. Zonnebloemolie of boter kan ook wel, maar dat ruik je niet. De neus wil ook wat.
Nu gaan we de smoorsaus maken. Neem 1 eetlepel wokolie, heel fijn gesneden ui en paprika, chilipeper, een snufje zout, een beetje azijn, koriander, komijn, knoflook en citroengras (deze laatste vier mogen best in poedervorm). Dit meng je. Je proeft even; als je het te scherp vindt, kun je een lepel bruine suiker toevoegen. Voeg 250 ml water en deze smoorsaus aan het vlees toe. Goed doorhusselen. Anderhalf uur laten sudderen met de deksel op de pan.
Haal de laatste 10 minuten de deksel van de pan om de saus te laten indikken. Gebruik daarvoor desnoods een beetje bloem.
De bonen. Die kook je 20 minuten. Dan haal je 3 eetlepels van de smoorsaus uit de vleespan. Die 3 eetlepels smoorsaus laat je op hoog vuur koken, je doet er de bonen bij (een minuutje husselen), en klaar is kees. Je hebt onderweg tijd genoeg om de liefde te bedrijven, maar dat doen Ben en ik niet. Wij pakken een boek.
Sarah Harder

Dichten

‘Waar ik niet tegen kan, dat is de poëzie.’
‘Je hebt anders wel een hoop poëziebundels in je boekenkast staan.’
‘Ja, maar ik bedoel poëzie die bijvoorbeeld zo gaat:

Hier ben ik.
In deze armeluiskamer te Noord-Holland,
met uitzicht op een kerk, een grasveld en een cafetaria.
Hier ben ik.
Het snot der verbeelding opgedroogd.

Enzovoorts, enzovoorts. Verschrikkelijk.’

zondag 10 juni 2007

In de weer


‘Ik ben de godganse dag bezig geweest, Sarah.’
‘Waarmee, Ben?’
‘Met system alerts, spyware, virussen, wat al niet. Ik werd er gek van, m’n hele computer zat er vol mee.’
‘O ja? En zijn die dingen er nu weer uit?’
‘Ik denk het wel, de meeste.’
‘Dan is het goed. Ik ben met Gijs naar mevrouw De Jacht geweest. Je had wel gelijk, Ben. Gijs loopt een stuk makkelijker nu hij niet meer aan zijn nek wordt voortgesleept.’
‘Hoe gaat het met haar?’
‘Ze wordt dover en dover. Dus je moet bijna schreeuwen om je verstaanbaar te maken. Gijs dacht de hele tijd dat er rare dingen gebeurden.’

Judas Priest


Het enige dat me interesseert in de jongerencultuur is de hard rock: bands zoals Deep Purple, Black Sabbath, Led Zeppelin. Er zullen ook wel Duitse of Amerikaanse bands zijn geweest, maar ik kan die namen niet onthouden. Ik kijk ook elke woensdagavond naar het programma Rock Zone op MTV. Dat had u niet verwacht van een Bach-liefhebber, hè?
Dat Rock Zone bekijk ik geluidloos, omdat je die muziek (hard, snel, razende gitaarsoli) zo langzamerhand wel kent. Het gaat mij om het plezier dat ik krijg van die video’s: het onweert in de helft van die video’s, en dergelijke cliché’s.
Vanavond had BBC 2 een aardig programma over die hard rock. Ze toonden een nog jonge, maar ook toen al volledig gekke Ozzy Osbourne, het nummer ‘Smoke on the water’ van Deep Purple, en nog zo wat muziek. Maar vooral toonden ze de rechtszaak in de V.S. tegen de Engelse band Judas Priest. Twee Priest-fans hadden zelfmoord gepleegd. Volgens de aanklager had de band daar schuld aan. Judas Priest werd vrijgesproken.
Er zijn twee soorten mensen: mensen die zeggen dat zo de democratie nu eenmaal werkt, en mensen die zeggen dat zoiets in een democratie niet thuishoort. Ik behoor tot de laatste groep.

zaterdag 9 juni 2007

Fietsboom


Deze foto vond ik in een van de blogs, ik dacht een Spaanse. Er stond bij: ‘Bike eaten by a tree’. Ik dacht: dat doet die boom juist niet, die fiets opeten.
Sarah Harder