‘Ik heb een droom gehad die ongeveer zo ging. Het begin weet ik niet meer. Ik ben ongeveer 16 jaar oud, ik ben in Alkmaar bij een schoolkameraad, wiens naam ik niet meer weet. Hij kon goed leren, hij kon alles wel goed, maar hij heeft geen indruk achtergelaten. Ik weet alleen nog hoe hij er uitzag.’
‘En haaa, pardon. Hoe zag hij eruit?’
‘Hij was wat kleiner dan ik. Had een volle kop haar, bruinkleurig, krullerig. Grappig gezicht. Geen verdere kenmerken.’
‘Ga door met je droom.’
‘Ik was bij hem thuis, wat ik in werkelijkheid nooit geweest ben. Hij had een vader en een prachtige, blondharige moeder. Die vader had een electronicazaak en daar liepen we ook door. Onzinnige televisies, ik bedoel: onzinnig van vorm. Ik herinner me dat er trots op gewezen werd hoe je zo’n televisie ’s nachts kon gebruiken en overdag. Dan moest je het nachtscherm opzijdoen en naar het dagscherm kijken. En voor € 17,64 was er ook geluidsapparatuur te koop. Dat bedrag herinner ik me nog, waarom weet ik niet.’
‘Toen hadden ze nog geen euro’s, toch?’
‘Nee, maar dat vond ik om de een of andere reden niet gek. Vader bood me de apparatuur gratis aan. Voor mijn vakantie naar het buitenland. Ik zeg nog: ik ga helemaal niet naar het buitenland, dus ik hoef die apparatuur niet. Toen komt hij aanzetten met een filmcamera of zoiets. Ik zeg: ik heb van mijn leven nog niet gefilmd, en dat ga ik ook zeker niet doen. Terwijl ik dat zeg, zie ik die mooie, blondharige vrouw naar mij kijken.’
‘Ze lacht je toe.’
‘Ja. En omdat ze me toelacht, doe ik er nog een schepje bovenop. Ik zeg: ik heb ook nog nooit een foto genomen! Nu begint het hele stel te lachen. Zijn vader zegt lachend: en dat zul je ook nooit doen!’
‘Je begint te verzinnen, Ben.’
‘Vooruit, ja. Even later ben ik terug in Limmen, mijn geboortedorp. Ik loop van de Dusseldorperweg naar de Middenweg, over de Pruiken- of Jan Valkeringlaan. Achter me aan komt opeens die vader weer, en die vader zit op een dikke rhinoceros, en dat beest rent ontzettend hard rond.’
‘Kwam hij achter je aan?’
‘Nee, hij zat me niet achterna. Hij springt van het beest af, dat beest gaat links van de Pruikenlaan aan het water wat staan drinken (er is daar helemaal geen water, maar goed), die vader springt weer op het beest, rent me voorbij en zegt: ‘Je moet alles proberen! Niet vergeten!’ Het enige wat ik verder nog weet, is dat het wegdek zeer onregelmatig was. Er waren slangen. Er waren ook cheetahs, of hoe heten zulke dieren.’
‘Dat laatste heb je vast onthouden van die National Geographic-uitzendingen die je soms zit te bekijken.’
‘Hoe ook. Maar ze komen terug in de werkelijkheid van mijn dromen. Wat mij interesseert, is hoe zo’n aardige man mij nu kan toeroepen dat ik alles moet proberen.’
‘En waarom interesseert dat je?’
‘Omdat die zin normaal wordt uitgesproken door mensen aan wie ik een hekel heb. Jongens en meisjes die op survivaltochten gaan bijvoorbeeld.’
‘In Costa Rica. Ik heb een programma gezien op Discovery Channel dat daarover ging. Een man die zulke tochten organiseert en die inderdaad ongeveer zegt dat een mens geen mens is voordat hij van alles geprobeerd heeft.’
‘Afschuwelijke vent.’
‘Nare vent, ja.’
dinsdag 3 juli 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten