woensdag 24 oktober 2007

Medelijder

Ik loop net door het dorp, zie ik Jan Borst of Pronk (zijn achternaam is me ontschoten) lopen. Grijzer, een beetje krommer, mank lopend, zijn rechterarm tegen zijn zij gedrukt houdend. Ik zeg: ‘Hé Jan!’
‘Ké eh...’ zegt hij terug. Ik denk: laat hem niet alles afgenomen zijn. Jan is een van de beste kroegbiljarters van Noord-Holland geweest. Hij kon vreselijk goed driebanden spelen, en was befaamd om zijn masséstoten. Nog befaamder was hij om zijn goede humeur en om zijn pittige opmerkingen waarmee hij ieder aan het lachen maakte.
‘Zeg maar Ben,’ antwoord ik. ‘Heb je een herseninfarct gehad?’
‘Fa fa.’
‘Ik heb er zelf ook twee gehad, maar niet zo ernstig als jouwes.’
‘Dléé???’
‘Ja. Maar ik kan bijvoorbeeld de chachacha nog dansen. Kijk maar.’ En ik maak een paar ongelukkige dansbewegingen midden op straat.
Jan begint enorm te lachen. Hij laat de boodschappentas, die hij in zijn linkerhand had, vallen en raapt die weer op.
Ik zeg: ‘Nou moet ik eigenlijk op ziekenbezoek komen, vind je ook niet? Maar ik weet niet waar je woont.’
Jan wijst in noordoostelijke richting en zegt: ‘Da... thuis!’
‘Je bent rechts, dacht ik, dus even je adres opschrijven gaat niet. Dan loop ik wel even met je mee, dan weet ik waar je woont.’
En daar lopen twee mannen door Egmond aan Zee, alletwee in een goed humeur.
‘Kou hè?’
‘Ja. Dat is de wind.’ We kijken elkaar even aan en grinniken. ‘Sommige mensen krijgen ook een heel ander gedrag, na een herseninfarct. Dat lijkt bij jou tenminste niet zo te zijn, Jan. God zij geloofd en geprezen. Wat doe jij nou, zo’n hele dag? Teevee kijken?’
‘Fa fa.’
‘Dan heb je vast vorige week het snooker gezien.’
‘Fa!’
‘Op Eurosport?’
Jan trekt een viezig gezicht.
‘O, op de BBC. Weet je wat ik nou jammer vond? Dat ze die one four seven van John Ford niet hadden opgenomen. Dat schijnt een prachtige geweest te zijn.’
Jan gaat op de tenen van zijn linkervoet staan en maakt zich zo wat langer, en kijkt zeer gefocused in de verte.
‘O ja, je bedoelt Peter Ebdon die het net niet haalde. Miste de roze bal. De mooiste wedstrijd vond ik de halve finale tussen Ronnie O’Sullivan en Shaun Murphy.’
‘Fa fa fa fa fa!’
‘Dat vind ik ook. Eén van de beste wedstrijden van het jaar.’
‘Eh... Thuis!’ zei Jan. We stonden voor zijn voordeur.
‘Mooi! Dus hier woon jij, dan weet ik dat. Dan kom ik van de week een bakkie bij je halen.’ Ik keek door zijn raam en zag een bed staan. Ik besefte dat een tegenbezoek van Jan aan mij wat moeilijker zou worden: ik woon op de eerste verdieping. Zonder lift, dus je moet een trap op. De trap op zal nog wel gaan. Maar de trap af is een stuk lastiger. Er zit alleen een trapleuning aan de rechterkant.

Geen opmerkingen: