dinsdag 7 augustus 2007

Strand

‘Jij gaat nooit naar het strand, Ben.’
‘Nee. Wel naar de duinen. Als het niet te warm is. Als het een beetje regent. Maar naar het strand ben ik het laatst in 1970 geweest. Eindexamenfeestje, strand van Bergen aan Zee.’
‘Toch woon je al je hele leven in de buurt van het strand.’
‘Daar komt het misschien door. We wonen nu ook 300 of 400 meter van het strand af. Ik kan er niet toe komen om erheen te gaan.’
‘Terwijl het zo romantisch is, een strandwandeling.’
‘Een strandwandeling met de benen die ik heb, is niet zo romantisch.’
‘Maar een wandeling door de duinen, dat gaat dan weer wel?’
‘Een korte wandeling door de duinen, ja. Dat doe ik ook graag, Sarah. Dan begin ik met mezelf moed in te spreken (‘het duurt maar een half uurtje, luljongen, je hoeft maar vijf zes keer te stoppen onderweg’) en daar gaat hij zijn voordeur uit: de stapper.’
‘En dan heb je ook altijd een boek bij je.’
‘Niet altijd, maar soms wel, ja. Je kunt een bankje tegenkomen onderweg, en nou ja. Wie wat leest, die weet wat. Ik had laatst ‘Oom Jegor’ van Dostojevski mee, om te controleren of dat inderdaad weer zo’n waardeloos boek zou zijn. Een kennis had me gemaild dat dat juist een mooie uitzondering was. Dat was het niet.’
‘Waarom niet?’
‘Teveel woorden bij Dostojevski. Dat verhaal had hij in novellevorm kunnen vertellen. Hoogstens 40 pagina’s. Dan was het misschien iets geweest. De gebroeders Karamazov had hij ook in 100 pagina’s kunnen doen. De idioot had hij, wat mij betreft, in 30 paginaatjes kunnen doen. Slechte schrijver dus. Wat hij ook minstens eenmaal per pagina doet, is een man of een vrouw iets laten zeggen (vaak een zin met een uitroepteken) en daar dan aan toevoegen: liet zij zich laatdunkend uit. Of een dergelijke qualificatie. De betere schrijvers zouden eenvoudig schrijven: zei zij.’
‘Een nuttige wandeling dus.’

Geen opmerkingen: