vrijdag 31 augustus 2007

Werk boven inkomen (3)

Inge Zwart, coach ConsenSZ, en haar assistent Sergej zijn vanochtend langs geweest. Ik zag ze tegen elven rondzwerven door mijn buurtje, dus ik deed mijn raam open en riep dat ze linksom het woonblok en dan de trap op moesten, om op mijn adres te geraken.
Zo toegeroepen, zo gedaan. Het bleken twee aardige mensen te zijn. Sergej zag ‘Anna Karenina’ van Tolstoj op de grond liggen en zei dat zijn moeder hem Sergej had genoemd, omdat ze tijdens haar zwangerschap hetzelfde boek had gelezen. Zelf had hij het nog niet gelezen (‘het is ook zo’n dikke pil’). Ik heb maar niet gezegd dat hij dat zeker nog eens moest doen, omdat ik zo eentweedrie niet weet of er een Sergej in dat boek voorkomt. (Ik ken wel een ‘vader Sergej’ bij Tsjechov, en ook een Sergej bij Toergenjev. O ja, ook eentje bij Leskov. Nou vooruit, dan zal Tolstoj er ook wel één gehad hebben.)
Ze bleken zich enigszins met mijn dossier bekend te hebben gemaakt. Ik hoefde, behalve mijn ID-kaart, niets te overleggen. ‘U hoeft niet te antwoorden,’ begon Inge.
‘Bent u gek. Ik zeg altijd alles tegen iedereen,’ zei ik. ‘Vraagt u maar.’
Toen kwam er een godsallejezus lange zin, die hier op neer kwam: hoe is uw leven geweest?
Ik dus op mijn praatstoel (daar zit ik altijd op, als ik niet depressief ben). Ik vertelde over de depressies, over het baanvak Alkmaar-Castricum dat je vrij goed leert kennen in tijden van uiterste somberte, over het vak van therapeut, over betablokkers, Remidon en alle andere niet werkende middelen, over mijn herseninfarcten en de gevolgen daarvan, over mijn hartfalen en zo verder.
‘U heeft wel wat meegemaakt,’ merkte Sergej op.
‘Dat vind ik zelf ook eigenlijk. Daarom probeer ik nu zo weinig mogelijk mee te maken.’
‘Dat kan ik best begrijpen,’ zei Inge. ‘En hoe vult u nu uw dagen?’
Ik dus weer verder oudehoeren. Lezen, blog schrijven, slapen, boatskapjes doen, eten maken, beetje praten met een paar oude mensen in de Prins Hendrik Stichting.
‘Doet u aan sport?’
‘Niet dagelijks,’ zei ik, wijzend op mijn wandelstok in de hoek achter mij.
Algemeen gelach.
‘Hoe doet u dat nu, als u een depressie heeft?’
‘Ik doe er niets meer tegen,’ zei ik, ‘behalve wachten. Het gaat ook weer over, is mijn ervaring.’

Geen opmerkingen: